onlogisch

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onlogischonlogischer
verbogen onlogischeonlogischere
partitief onlogischonlogischers-

Bijvoeglijk naamwoord

onlogisch [1]

  1. niet logisch, onnavolgbaar, onbegrijpelijk, idioot, willekeurig
    • Het was een onlogische beslissing van de rechter om de moordenaar geen straf op te leggen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord onlogisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.