ongeuit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·uit
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling uiten met het voorvoegsel on-
stellend
onverbogen ongeuit
verbogen ongeuite
partitief ongeuits

Bijvoeglijk naamwoord

ongeuit [1]

  1. niet uitgesproken
    • De deur van de keuken staat open en ook het licht in de keuken is aan. En plotseling wordt u door paniek overvallen, het voorgevoel van iets verschrikkelijks dat zich in uw pothuis heeft afgespeeld en waarvan het ijzingwekkende gevolg zich in de komende seconden aan u zal onthullen. U voelt dat de schreeuw van ontzetting, waarmee u daarop zult antwoorden, zich in u ontspant en, nog ongeuit, al zo groot in u aanwezig is dat u, even maar, verstart en dreigt uit elkaar te springen. Maar er is geen ontkomen aan en u doet, willoos, de laatste twee, drie hypnotische passen. [2] 
    • Geen vader die dit had kunnen bedenken, dat er een woede zou zijn die, ongeuit in de woonkamer, eenmaal geuit zo'n fataal gevolg zou hebben. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ongeuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Adriaan Morrien 15 oktober 1990 Horror
  3. NRC Abdelkader Benali 5 januari 2002 Zwijgzaamheid niet met thee op te lossen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.