ongerustheid
Nederlands
Woordafbreking
- on·ge·rust·heid
Woordherkomst en -opbouw
afleiding van gerust met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ongerustheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ongerustheid v
- het je zorgen maken over iets wat zou kunnen gaan gebeuren
- Het past bij het karakter van Nederland dat in veel wijken en gemeenten allerlei particuliere initiatieven worden genomen om asielzoekers bij de samenleving te betrekken. Tegelijk is het logisch dat in de samenleving ongerustheid bestaat over de komst van grote groepen vluchtelingen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord ongerustheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ongerustheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Troonrede 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.