ongerustheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·rust·heid
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van gerust met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -heid

enkelvoud meervoud
naamwoord ongerustheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ongerustheid v

  1. het je zorgen maken over iets wat zou kunnen gaan gebeuren
    • Het past bij het karakter van Nederland dat in veel wijken en gemeenten allerlei particuliere initiatieven worden genomen om asielzoekers bij de samenleving te betrekken. Tegelijk is het logisch dat in de samenleving ongerustheid bestaat over de komst van grote groepen vluchtelingen.[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord ongerustheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Troonrede 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.