ongerust
Nederlands
Woordafbreking
- on·ge·rust
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongerust | ongeruster | (ongerustst) * |
verbogen | ongeruste | ongerustere | (ongerustste) * |
partitief | ongerusts | ongerusters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ongerust
- bezorgd dat iemand iets zal overkomen
- De ongeruste echtgenoot zat al uren in spanning te wachten.
Gangbaarheid
- Het woord ongerust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ongerust' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Omschreven trappen van vergelijking (algemeen) op website: http://taaladvies.net; punt 3.; geraadpleegd 2017-05-21
- Haeseryn, W. e.a. "6·4·3·1·ii Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest" in: Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) op website E-ANS: ans.ruhosting.nl; punt 4.; geraadpleegd 2017-05-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.