onevenwichtig
Nederlands
Woordafbreking
- on·even·wich·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onevenwichtig | onevenwichtiger | onevenwichtigst |
verbogen | onevenwichtige | onevenwichtigere | onevenwichtigste |
partitief | onevenwichtigs | onevenwichtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onevenwichtig
- van een persoon dat hij snel wisselt van stemming
- De onevenwichtige man wist niet wat hij wilde.
- van een zaak dat er onrust is
- Het kabinet zou verder moeten hervormen, vanwege de internationale onrust en onevenwichtigheden binnen de Nederlandse samenleving. Dat schrijft de Raad van State, de belangrijkste adviseur van het kabinet, in het advies over de Miljoenennota. Vooral op het gebied van de arbeidsmarkt, klimaat en de gezondheidszorg zijn “structurele hervormingen van de economie nodig en ook urgent”, schrijft de Raad van State.[1]
Gangbaarheid
- Het woord onevenwichtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onevenwichtig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Annemarie Kas 20 september 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.