onbeschaamdheid
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·schaamd·heid
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van onbeschaamd met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onbeschaamdheid | onbeschaamdheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
onbeschaamdheid v
- gedrag dat schaamte op zou moeten roepen maar het bij die persoon niet doet
Vertalingen
1. gedrag dat schaamte op zou moeten roepen maar het bij die persoon niet doet
Gangbaarheid
- Het woord onbeschaamdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.