omroepwet
Nederlands
Woordafbreking
- om·roep·wet
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van omroep zn en wet zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omroepwet | omroepwetten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
omroepwet v/m
- een Nederlandse wet uit de jaren 60 die het Nederlandse publieke omroepbestel toegankelijker maakte voor nieuwe omroepenorganisaties, voorganger van de mediawet
- Overigens hadden de parlementariërs nog wel even over de naam van deze wet moeten nadenken. Gangbaar is te spreken over de Mediawet, terwijl de naam Omroepwet gepaster zou zijn. Die benaming klinkt misschien wat ouderwets, maar is feitelijk juister. Over kranten wordt namelijk gezwegen.[1]
- Maar voorlopig komt er in de regio geen door uitgevers, commerciële omroepen of door samenwerkende lokale omroepen ingevuld publiek programma-aanbod. De regionale omroepen hebben het monopolie. Die Omroepwet staat zelfs geen samenwerking tussen dagbladen en regionale omroepen toe, want de publieke omroep mag niet meewerken aan 'winst van derden'.[2]
Gangbaarheid
- Het woord omroepwet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omroepwet' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Reformatorisch Dagblad 09-03-2016 Commentaar: Mediawet biedt nog alle ruimte voor plat amusement
- Tubantia Gerben Kuitert 09-07-17 Stop het monopolie op publieke regionale nieuwsvoorziening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.