ogenschijnlijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ogen·schijn·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘blijkbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1841 [1]
  • afgeleid van ogenschijn met het achtervoegsel -lijk [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ogenschijnlijk
verbogen ogenschijnlijke
partitief ogenschijnlijks--

Bijvoeglijk naamwoord

ogenschijnlijk [3]

  1. zo op het eerste gezicht, zo naar het uiterlijk
    • Ogenschijnlijk deden de kinderen erg hun best, maar eigenlijk deden ze helemaal niets. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • ogenschijnlijkheid
Vertalingen
  • Bijwoordelijk gebruikt:

Gangbaarheid

  • Het woord ogenschijnlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.