offshore

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  offshore    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔfʃɔːr/
Woordafbreking
  • off·shɔre
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen offshore
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

offshore

  1. niet op het vaste land
    • Hij deed offshore werk op een olieplatform. 
  1. (bedrijfskunde) uitbesteed naar een veraf gelegen land met veel lagere lonen of belastingen
    • Dit systeem is offshore ontworpen en ontwikkeld. 
Antoniemen
  • onshore
Opmerkingen
  • Samenstellingen met 'offshore' kunnen zonder betekenisverschil naast het gebruik als bijvoeglijk naamwoord voorkomen: 'offshore oliewinning' en offshoreoliewinning zijn beiden correct. Als dat voor de duidelijkheid nodig is, laat spellingregel 6.C toe dat de samenstelling met een koppelteken wordt geschreven: 'offshore-oliewinning'.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord offshore -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

offshore m

  1. (economie) delfstoffenwinning op zee (vooral olie en gas)
    • In de offshore zijn de werkomstandigheden vaak zwaar, maar daar staat een goede beloning tegenover. 

Gangbaarheid

  • Het woord offshore staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

offshore

  1. (beweging) van de kust af
  2. (ligging) in zee
  3. (figuurlijk) in een land met lagere lonen of belastingen
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.