officiëren
Nederlands
Woordafbreking
- of·fi·cië·ren, of·fi·ci·eren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘als priester dienst doen’ voor het eerst aangetroffen in 1819 [1]
- afgeleid van het Franse officier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
officiëren |
officieerde |
geofficieerd |
zwak -d | volledig |
Synoniemen
- de mis lezen, dienst doen, celebreren
Gangbaarheid
- Het woord officiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.