norsheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nors·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord norsheid norsheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

norsheid v [1]

  1. het onvriendelijk, zwijgzaam en kortaf zijn
    • Zijn norsheid is geen onwil (hij geeft me gul de tijd voor het interview), maar eigenzinnigheid. Hij is wars van behaagzucht. [2] 
    • In dezelfde periode braken supermodellen zoals Cindy Crawford, Iman en Elle Macpherson door. Ze hadden een eigen, sterke persoonlijkheid en de norsheid was als het ware kritiek op hun manier van zijn. Maar er speelt ook nog een andere reden: het feminisme. Dames wilden meer serieus worden genomen en namen daarom ook een serieuze houding aan tijdens defilés.’ [3] 
    • De geruchtenmolen draaide de voorbije weken op volle toeren toen Laurent plots overal alleen verscheen. Sommigen spraken over huwelijksproblemen, anderen over boosheid om een verminderde dotatie. Prins Laurent blonk de afgelopen weken ook uit in norsheid. Een glimlach kon er nauwelijks af. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord norsheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.