noodwinkel
Nederlands
Woordafbreking
- nood·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van nood zn en winkel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noodwinkel | noodwinkels |
verkleinwoord | noodwinkeltje | noodwinkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
noodwinkel m [1]
- een tijdelijke winkel als de reguliere winkels niet meer kunnen functioneren
- Vanwege een grote brand in 1963 was C&A tijdelijk in een noodwinkel op het water van het Damrak ondergebracht. [2]
- Daarnaast kunnen gemeenten eenvoudiger toestemming geven voor een noodwinkel of een noodschool als dit in strijd is met het bestemmingsplan.[3]
Gangbaarheid
- Het woord noodwinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 2 MEI 2018, Déjà Vu: de Paleisstraat in 1955 en in 2018
- de Telegraaf 24 sep. 2014 Regels voor uitbouw woningen versoepeld
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.