noedel
Nederlands
Woordafbreking
- noe·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noedel | noedels |
verkleinwoord | noedeltje | noedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
noedel m
- (voeding) een dun uitgerold en in reepjes gesneden gekookt deegwaar van tarwebloem, eieren en water, meestal als voorgerecht gegeten
- Snijd de eend in dunne plakjes en dresseer de noedel erbij.
Gangbaarheid
- Het woord 'noedel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.