nippertje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nippertje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnɪpərcə/
Woordafbreking
  • nip·per·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ogenblik’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • afgeleid van het verouderde nipper met het achtervoegsel -tje [2]

Zelfstandig naamwoord

nippertje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nipper
    1. laatste mogelijkheid (gangbaar in de uitdrukking: op het nippertje)
    2. iemand die met heel kleine teugjes drinkt en klein, goed bekend of min wordt gevonden
Uitdrukkingen en gezegden
  1. «1. op het nippertje»
    op het allerlaatste moment
«1. Hij haalde de autobus op het laatste nippertje
Synoniemen
Opmerkingen
  • Het verkleinwoord is, vooral in de genoemde uitdrukking, tegenwoordig veruit de meest gangbare vorm. Maar omdat "op de nipper" over een lange periode ook wordt gebruikt, is "nippertje" geen zelfstandig verkleinwoord.

Gangbaarheid

  • Het woord 'nippertje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.