nipper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nipper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnɪpər/
Woordafbreking
  • nip·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van nippen met het achtervoegsel -er [1][2]
    • [1] 'nippen' in de betekenis 'met heel kleine teugjes drinken'
    • [2] 'nippen' in de betekenis 'erop aankomen'
enkelvoud meervoud
naamwoord nipper nippers
verkleinwoord nippertje nippertjes

Zelfstandig naamwoord

nipper

  1. iemand met heel kleine teugjes drinkt
    • Henk is een 'tijdelijk op liet strand geworpen zeegast. (…) Een nipper aan glaasjes rode grenadine met sodawater als geen ander in de goede stad Rotterdam. [3]
  1. laatste mogelijkheid (tegenwoordig gangbaar als verkleinwoord in de hieronder genoemde uitdrukking)
    • Heerlen heeft elf fracties in de raad. CDA en PvdA kunnen met 20 zetels in de raad van 39 op de nipper een meerderheidscollege vormen. [4]
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] op het nippertje
op het laatst mogelijke ogenblik

Gangbaarheid

  • Het woord 'nipper' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
43 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Werkwoord

se nipper

  1. wederkerend (spreektaal) zich mooi aankleden [1]

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈnipəɾ /
Woordafbreking
  • nip·per
Naar frequentie 53237

Werkwoord

nipper

  1. tegenwoordige tijd van nippe

Zelfstandig naamwoord

nipper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van nipp
Schrijfwijzen
  • nipp
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.