neerleggen
Nederlands
Woordafbreking
- neer·leg·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van neer en leggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neerleggen |
legde neer |
neergelegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
neerleggen
- overgankelijk op iets leggen of plaatsen
- Hij legde de hoorn neer.
- overgankelijk afstand doen van iets
- Zij legde haar ambt neer.
- overgankelijk doodschieten
- Hij werd door de kwade man neergelegd.
- overgankelijk een bedrag betalen
- Het bedrag moest vóór 12 uur neergelegd worden.
- wederkerend zich ~ bij het verzet tegen iets opgeven
- Hij legde zich niet neer bij de uitspraak en ging in hoger beroep.
Uitdrukkingen en gezegden
- [2] het werk neerleggen
Gangbaarheid
- Het woord neerleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'neerleggen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.