naïef

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘argeloos, onnozel’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen naïefnaïevernaïefst
verbogen naïevenaïeverenaïefste
partitief naïefsnaïevers-

Bijvoeglijk naamwoord

naïef

  1. onvoldoende bewust van de mogelijke gevolgen van eigen handelen
    • Zijn naïeve opmerking zorgde voor grote hilariteit. 
    • Jammer genoeg nemen de inwoners van deze stad de dreiging van het christendom niet zo serieus als ze zouden moeten doen, ze denken dat we vredig naast elkaar kunnen leven. Tegen mensen die zo naïef zijn om dat te denken, zeg ik altijd: 'Kunnen water en olie ooit mengen? Zo goed kunnen ook moslims en christenen mengen!' [3] 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord naïef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.