franco
Nederlands
Woordafbreking
- fran·co
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: portvrij’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
- (verkorting) van Italiaans franco di porto [2]
Bijwoord
franco
- met betaling van de verzendkosten door de afzender
Gangbaarheid
- Het woord franco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'franco' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Bijwoord
franco
- «Je préfère que tu me dises franco c’que t’en penses.»
- Ik heb liever dat je me ronduit zegt wat je van je ervan denkt. [1]
- «Je préfère que tu me dises franco c’que t’en penses.»
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Bijvoeglijk naamwoord
franco
- oprecht, openhartig
- grootmoedig, ongeveinsd
- vrijgevig
- ongehinderd (zonder obstakels)
Verwijzingen
- franco in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.