nacijferen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·cij·fe·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

nacijferen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nacijferen
cijferde na
nagecijferd
zwak -d volledig
  1. iets voor een tweede keer uitrekenen
  2. iets of iemand controleren op fouten

Gangbaarheid

  • Het woord nacijferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.