nachtploeg

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtploeg nachtploegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nachtploeg v/m [1]

  1. de groep werknemers die 's-nachts werkt
    • De vriend van mijn dochter werkt vandaag in de nachtploeg en daarna is hij twee dagen vrij. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord nachtploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.