nachecken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·chec·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nachecken
checkte na
nagecheckt
zwak -t volledig

Werkwoord

nachecken

  1. overgankelijk ter controle nog een keer bekijken
    • Zoiets heb ik inderdaad gehoord, maar ik moet het nog nachecken. 
    • We hebben alle gegevens ingevoerd en nagecheckt. 
Opmerkingen
  • Kan worden opgevat een contaminatie van nakijken en checken, maar ook als een vorm die benadrukt dat er nogmaals naar gekeken wordt. Eigenlijk is het in de Nederlandse taal niet correct.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord nachecken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.