mozaïek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·za·iek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlegwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1679 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mozaïek mozaïeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

mozaïek o [3]

  1. figuur van kleine, ingelegde stukjes glas, steen, hout e.d, inlegwerk
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • mozaïekbeeld, mozaïektegel, mozaïekvirus, mozaïekvloer, mozaïekwerk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mozaïek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.