mottig
Nederlands
Woordafbreking
- mot·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mottig | mottiger | mottigst |
verbogen | mottige | mottigere | mottigste |
partitief | mottigs | mottigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mottig
- door de mot aangevreten waardoor er in kleding allemaal kleine gaatjes kunnen zitten
- Na een jaar in de kast te hebben gehangen was het wollen pak helemaal mottig geworden.
- (België) heel lelijk
Gangbaarheid
- Het woord mottig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mottig' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.