moraliteit
Nederlands
Woordafbreking
- mo·ra·li·teit
Zelfstandig naamwoord
moraliteit v
- de leer van de gewoontes en deugden
- „In het geval van de overlast veroorzakende asielzoekers kom ik op voor de moraliteit. De spanningen liepen te hoog op. Er was sprake van winkeldiefstallen, zakkenrollerij en vechtpartijtjes. Als burgemeester ben je verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid. Dan hoor je in een situatie als deze in te grijpen.” [2]
Afgeleide begrippen
- moraliteitsbeginsel
Gangbaarheid
- Het woord moraliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'moraliteit' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.