monument
Nederlands
Woordafbreking
- mo·nu·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘gedenkteken’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monument | monumenten |
verkleinwoord | monumentje | monumentjes |
Zelfstandig naamwoord
monument o
- een groot gedenkteken
- Het monument van Laurens Janszoon Coster staat op de Grote Markt te Haarlem.
Hyponiemen
- bermmonument, bevrijdingsmonument, bloemenmonument, grafmonument, homomonument, natuurmonument, oorlogsmonument, rijksmonument, slavernijmonument, verzetsmonument
Afgeleide begrippen
- monumentaal, monumentalisme, monumentencommissie, monumentenlijst, monumentenpand, monumentenregister, monumentenwacht, monumentenzorg
Vertalingen
1. een groot gedenkteken
Gangbaarheid
- Het woord monument staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'monument' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.