mom
Nederlands
Woordafbreking
- mom
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘masker’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mom | mommen |
verkleinwoord | mommetje | mommetjes |
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mommen |
mom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mommen
- Ik mom.
- gebiedende wijs van mommen
- Mom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mommen
- Mom je?
Gangbaarheid
- Het woord mom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mom' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "mom" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- (schijn) mom op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- (bier) mom op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.