mobilofoon

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·bi·lo·foon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘radiotelefoon in vervoermiddelen’ voor het eerst aangetroffen in 1956 [1]
  • afgeleid van mobiel met het achtervoegsel -foon [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mobilofoon mobilofoons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

mobilofoon m

  1. (telecommunicatie) radiotelefoon in vervoermiddelen
Afgeleide begrippen
  • mobilofoonabonnee, mobilofooninstallatie, mobilofoonnet, mobilofoonoperator

Gangbaarheid

  • Het woord mobilofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.