mobilofoon
Nederlands
Woordafbreking
- mo·bi·lo·foon
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘radiotelefoon in vervoermiddelen’ voor het eerst aangetroffen in 1956 [1]
- afgeleid van mobiel met het achtervoegsel -foon [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mobilofoon | mobilofoons |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
- mobilofoonabonnee, mobilofooninstallatie, mobilofoonnet, mobilofoonoperator
Gangbaarheid
- Het woord mobilofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mobilofoon' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.