minst
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: minst (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /mɪnst/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /mɪnst/
Woordafbreking
- minst
Bijvoeglijk naamwoord
minst
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van min
minst
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van weinig
stellend | |
---|---|
onverbogen | minst |
verbogen | minste |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- minstbedeeld
Gangbaarheid
- Het woord minst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'minst' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- minst
Bijvoeglijk naamwoord
minst, m / v / o / mv
- onbepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van liten
Nynorsk
Woordafbreking
- minst
Bijvoeglijk naamwoord
minst, m / v / o / mv
- onbepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van liten
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.