minoriteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·no·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘minderheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse minorité met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord minoriteit minoriteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

minoriteit v

  1. minderheid
  2. minderjarigheid
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord minoriteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.