minheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • min·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van min met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord minheid minheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

minheid v

  1. een vervelende, gemene handeling
    • Ja, oprecht-boos, om de minheid van de menschen, kan ik mij nog maken. Gij moogt mij gerust uitlachen; gij hebt gelijk, dat zij verachtelijk zijn, en dus niet verdienen dat men zich om hun minheid ergert. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord minheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Anna de Savornin Lohman De Hollandsche Lelie. Jaargang 23(1909-1910) Correspondentie van de redactie met de abonnés
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.