mijter
Nederlands
Woordafbreking
- mij·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofddeksel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mijter | mijters |
verkleinwoord | mijtertje | mijtertjes |
Zelfstandig naamwoord
mijter m
- een hoofddeksel dat door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders gedragen wordt op plechtige gelegenheden
- het hoofddeksel van Sinterklaas
- Het waaide zo hard dat de mijter van Sinterklaas bijna in de gracht lag.
Vertalingen
1. een hoofddeksel dat door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders gedragen wordt op plechtige gelegenheden
Gangbaarheid
- Het woord mijter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mijter' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.