mijt

Nederlands

Trombidium holosericeum
Uitspraak
Woordafbreking
  • mijt
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zorgvuldig opgestapelde hoop hooi of stro’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1428 [1]
  • In de betekenis van ‘muntje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
  • In de betekenis van ‘spinachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mijt mijten
verkleinwoord mijtje mijtjes

Zelfstandig naamwoord

mijt v/m

  1. (dierkunde) Acariformes een spinachtig, klein geleedpotig, overwegend parasitisch levend diertje [2] [3]
  2. opgestapelde hoop hooi, stro, takkenbossen enz [4] [5]
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • aardbeimijt
  • aardmijt
  • ananasmijt
  • appelmijt
  • balgmijt
  • bijenmijt
  • bloedmijt
  • fluweelmijt
  • fruitmijt
  • galmijt
  • graanmijt
  • haarbalgmijt
  • haarfollikelmijt
  • haarwortelmijt
  • havermijt
  • herfstmijt
  • kippenmijt
  • korenmijt
  • luismijt
  • narcismijt
  • oogstmijt
  • oormijt
  • plantenmijt
  • puistmijt
  • rietmijt
Afgeleide begrippen
  • mijtenkoorts, mijtziekte
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
mijten

mijt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van mijten
  2. gebiedende wijs van mijten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.