mijt
Nederlands
Woordafbreking
- mijt
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zorgvuldig opgestapelde hoop hooi of stro’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1428 [1]
- In de betekenis van ‘muntje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
- In de betekenis van ‘spinachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mijt | mijten |
verkleinwoord | mijtje | mijtjes |
Zelfstandig naamwoord
mijt v/m
Verwante begrippen
- [2] stapel
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- mijtenkoorts, mijtziekte
Vertalingen
1. een spinachtig, klein geleedpotig, overwegend parasitisch levend diertje
Gangbaarheid
- Het woord mijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mijt' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "mijt" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- mijt op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- mijt op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.