metselen
![](../I/m/US_Navy_070704-N-7783B-006_Construction_Electrician_Constructionman_Recruit_Jerry_Villa%2C_attached_to_Naval_Mobile_Construction_Battalion_(NMCB)_7%2C_lays_bricks_while_building_a_wall_for_a_new_classroom_at_a_engineering_civic_act.jpg)
Metselen
Nederlands
Woordafbreking
- met·se·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bouwen met mortel en stenen’ voor het eerst aangetroffen in 1360 [1]
- Iteratief van metsen, dat tegenwoordig enkel nog in het Zuidnederlands frequent is. Dit is een Romaans leenwoord, vergelijkbaar met het Franse maçon.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
metselen /ˈmɛtsəˌlə(n)/ |
metselde /ˈmɛtsəˌldə/ |
gemetseld /ɣəˈmɛtsəˌɫt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
metselen
- overgankelijk, (bouwkunde) losse stenen met voegspecie samenvoegen om zo een muur te bouwen
- In een mum van tijd metselden zij een nieuwe muur.
Synoniemen
- (Vlaanderen) metsen
Vertalingen
1. losse stenen met voegspecie samenvoegen om zo een muur te bouwen.
Gangbaarheid
- Het woord metselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'metselen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.