menora

1. kandelaar met zeven armen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  menora    (hulp, bestand)
  • IPA: /mən'ora/, /məno'ra/
Woordafbreking
  • me·no·ra
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘liturgische kandelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • van Hebreeuws מְנוֹרָה (menorah) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord menora menora's
(menorot)
verkleinwoord menoraatje menoraatjes

Zelfstandig naamwoord

menora v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) kandelaar met zeven armen (een van de symbolen van Israël; Ex. 25:31-40)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) chanoekakandelaar (zie: Chanoeka) met acht armen plus een extra arm voor het licht waarmee de andere worden aangestoken (sjamasj)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord menora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
41 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.