menora
![](../I/m/Menora.svg.png)
1. kandelaar met zeven armen
Nederlands
Woordafbreking
- me·no·ra
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘liturgische kandelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- van Hebreeuws מְנוֹרָה (menorah) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | menora | menora's (menorot) |
verkleinwoord | menoraatje | menoraatjes |
Zelfstandig naamwoord
menora v/m
Gangbaarheid
- Het woord menora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'menora' herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "menora" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.