mega
Nederlands
Woordafbreking
- me·ga
Woordherkomst en -opbouw
- zelfstandig gebruik van het voorvoegsel mega-
stellend | |
---|---|
onverbogen | mega |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mega
- (spreektaal) heel groot
- Jouw problemen gaan echt mega worden als je zo doorgaat.
- (spreektaal) (figuurlijk) echt groots, heel goed of buitengewoon prettig
- Ik wens jou een mega vakantie!
- (spreektaal) (bijwoordelijk gebruikt) in heel sterke mate
- Ze is echt mega gelukkig met haar nieuwe vriend.
Opmerkingen
- De gangbare vorm in verzorgd taalgebruik is waar mogelijk een aaneengeschreven afleiding met mega-.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mega | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
mega m
- Voor mijn foto's had een schijf van 500 mega nodig.
Gangbaarheid
- Het woord 'mega' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mega' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.