maïsplant
Nederlands
Woordafbreking
- ma·ïs·plant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van maïs zn en plant zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maïsplant | maïsplanten |
verkleinwoord | maïsplantje | maïsplantjes |
Zelfstandig naamwoord
maïsplant v/m
- (plantkunde) Zea mays subsp. mays
een plant waaraan maïskolven groeien
- Het ontwerp van het doolhof is door de familie zelf bedacht. Ze moesten wel vijfduizend maïsplanten verplaatsen om stukken dicht te krijgen en andere open te houden, zodat blinde paden ontstaan. Monnikenwerk. Puck vroeg zich af of er wel mensen in geïnteresseerd zouden zijn, maar dat bleek al snel het geval.[1]
- En op verschillende plaatsen zijn roestvrijstalen pijpen tussen de maïsplanten geplaatst of zijn spijkers door de stengels gestoken - met de kennelijke bedoeling landbouwmachines te beschadigen of de geoogste maïs met metaaldeeltjes te verontreinigen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord maïsplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maïsplant' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 09-AUGUSTUS-2017
- Volkskrant Sander van Walsum 15 oktober 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.