marren
Nederlands
Woordafbreking
- mar·ren
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands marren, merren; cognaat met Engels mar ww "verpesten, bederven" en IJslands merja "verpletteren"
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
marren |
marde |
gemard |
zwak -d | volledig |
Afgeleide begrippen
- marring
Gangbaarheid
- Het woord marren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'marren' herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen. |
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.