marmelade
Nederlands
Woordafbreking
- mar·me·la·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘jam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1536 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marmelade | marmeladen marmelades |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
marmelade v / m [2]
- (voeding) jam waarin de schillen van citrusvruchten en andere vruchten met het vruchtvlees worden meeverwerkt die zeer geschikt is als broodbeleg (voor mannen)
Hyponiemen
- oranjemarmelade
Afgeleide begrippen
- marmeladeappel, marmeladeboom
Vertalingen
1. broodbeleg van fijngekookt fruit
Gangbaarheid
- Het woord marmelade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'marmelade' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.