mansarde
Nederlands
Woordafbreking
- man·sar·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zolderkamertje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mansarde | mansarden mansardes |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
- mansardedak
Gangbaarheid
- Het woord mansarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mansarde' herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- YouTube: Wannes Van de Velde, Mijn mansarde, 1976
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.