manchet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·chet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handboord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord manchet manchetten
verkleinwoord manchetje manchetjes

Zelfstandig naamwoord

manchet v/m

  1. een dubbele of stevige stof aan rond de opening van de mouw of hals
  2. hulpstuk om een granaat op zijn plaats te houden in een kanonloop
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord manchet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.