manchet
Nederlands
Woordafbreking
- man·chet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handboord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manchet | manchetten |
verkleinwoord | manchetje | manchetjes |
Zelfstandig naamwoord
manchet v/m
- een dubbele of stevige stof aan rond de opening van de mouw of hals
- hulpstuk om een granaat op zijn plaats te houden in een kanonloop
Vertalingen
1. een dubbele of stevige stof aan rond de opening van de mouw of hals
Gangbaarheid
- Het woord manchet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'manchet' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.