malta
Nederlands
Woordafbreking
- mal·ta
Zelfstandig naamwoord
malta m
- (voeding) benaming voor geselecteerde aardappels uit Nederlands pootgoed, die in Malta zijn verbouwd zodat ze al voor de oogst in Nederland als verse aardappelen op de markt kunnen worden gebracht
- Malta's gedogen we eigenlijk alleen op ons bord als de eigen piepers nog niet oogstrijp zijn. [1]
- Nederland importeert zelf bijna geen aardappelen. In het vroege seizoen worden hier wel malta's of Italiaanse spunta's gegeten, maar verder zweert men bij de Nederlandse aardappel. [2]
Gangbaarheid
- Het woord malta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'malta' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "Friet en fruit stuk duurder na hete zomer" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 107 nr. 184 (8 augustus 1994); p. 3 kol. 1; geraadpleegd 2018-12-16
- Hoekstra, H. "Ons belang. Vastkoker maakt hier geen kans" in: Het Parool jrg. 52 nr. 14705 (27 januari 1993); p. 19 kol. 5; geraadpleegd 2018-12-16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.