makaron

Nederlands

Vier makarons
Uitspraak
  • Geluid:  makaron    (hulp, bestand)
  • IPA: /makaˈrɔn/
Woordafbreking
  • ma·ka·ron
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord makaron makarons
verkleinwoord makaronnetje makaronnetjes

Zelfstandig naamwoord

makaron m

  1. (voeding) amandelkoekje, bitterkoekje, suikerbroodje[1][2]; koekje bereid uit amandelspijs en eiwit, met naar plaats en tijd verschillende bereidingswijzen[3][4], vanaf de twintigste eeuw ook twee zulke koekjes op elkaar met een zachte vulling ertussen, vaak met opvallende kleuren.
    • Doe room op makaron, daarop frambozen en dek af met nog een makaron. [5]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord makaron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 4e druk (1762) Jan van Eyl, Amsterdam; p. 670
  2. Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 6e druk (1793) Jan van Eyl, Amsterdam; p. II-85
  3. De nieuwe, welervarene Utrechtse keuken-meid, confituuremaakster, en huis-doctores (1769) G. van der Brink Jansz., Utrecht; p. 74
  4. recept in: Volkskunde; Nederlandsch tijdschrift voor Volkskunde' jrg. 27, nr. 1 (1922) Hoste, Elsevier, Gent; p. 164
  5. "Makaron met frambozen en dragon" website: De Telegraaf, Vrouw (26 nov 2009); geraadpleegd 2014-12-17
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.