makaron
Nederlands
Woordafbreking
- ma·ka·ron
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | makaron | makarons |
verkleinwoord | makaronnetje | makaronnetjes |
Zelfstandig naamwoord
makaron m
- (voeding) amandelkoekje, bitterkoekje, suikerbroodje[1][2]; koekje bereid uit amandelspijs en eiwit, met naar plaats en tijd verschillende bereidingswijzen[3][4], vanaf de twintigste eeuw ook twee zulke koekjes op elkaar met een zachte vulling ertussen, vaak met opvallende kleuren.
- Doe room op makaron, daarop frambozen en dek af met nog een makaron. [5]
Gangbaarheid
- Het woord makaron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'makaron' herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 4e druk (1762) Jan van Eyl, Amsterdam; p. 670
- Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 6e druk (1793) Jan van Eyl, Amsterdam; p. II-85
- De nieuwe, welervarene Utrechtse keuken-meid, confituuremaakster, en huis-doctores (1769) G. van der Brink Jansz., Utrecht; p. 74
- recept in: Volkskunde; Nederlandsch tijdschrift voor Volkskunde' jrg. 27, nr. 1 (1922) Hoste, Elsevier, Gent; p. 164
- "Makaron met frambozen en dragon" website: De Telegraaf, Vrouw (26 nov 2009); geraadpleegd 2014-12-17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.