macaron

macaron: 1. makaron

Engels

Woordafbreking
  • ma·ca·ron
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
macaron macarons

Zelfstandig naamwoord

macaron m

  1. (voeding) makaron, amandelkoekje, bitterkoekje; koekje bereid uit amandelspijs en eiwit, met naar plaats en tijd verschillende bereidingswijzen
Synoniemen
  • macaroon


Frans

macaron: 2. haardracht
macaron: 2. button
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /makaˈʁɔ̃/
Woordafbreking
  • ma·ca·ron
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  macaron     le macaron     macarons     les macarons  

Zelfstandig naamwoord

macaron m

  1. (voeding) makaron, amandelkoekje, bitterkoekje, suikerbroodje[1][2]; koekje bereid uit amandelspijs en eiwit, met naar plaats en tijd verschillende bereidingswijzen
  2. haardracht waarbij het haar in twee wrongen bij de oren wordt opgerold
  3. rozet, button
Overerving en ontlening

Verwijzingen

  1. Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 4e druk (1762) Jan van Eyl, Amsterdam; p. 670
  2. Marin, P. Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek 6e druk (1793) Jan van Eyl, Amsterdam; p. II-85
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.