rozet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rozet    (hulp, bestand)
  • IPA: /roˈzɛt/
Woordafbreking
  • ro·zet
Woordherkomst en -opbouw
    enkelvoud meervoud
    naamwoord rozet rozetten
    verkleinwoord rozetje rozetjes

    Zelfstandig naamwoord

    rozet v/m [1]

    1. ronde versiering
      • Het leer is uitgedroogd en vertoont op sommige plekken scheurtjes én de gebruikelijke rozet op een van de flappen ontbreekt', luidt het op de website. [2] 
      • Aan de kant van de ring wordt door de toeschouwers, veelal ook veehouders, het rondsjokkend vee druk bediscussieerd. ‘Beste benen, goed uier, een koe met veel exterieur’ is het jargon van een veehouder voor erg mooie koe. En daarvoor is een passende beloning. De rood-wit-blauwe rozet... [3] 
    1. rond muuranker met een haak waaraan men wat kan bevestigen
      • De bovenleiding werd in de bebouwde kom (Marktstraat, Langestraat, Klomp, Marthalaan) gemonteerd aan rozetten: zware muurankers met een haak waar de elektrische draad aan vast zat. [4] 

    Gangbaarheid

    • Het woord rozet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
    89 %van de Nederlanders;
    83 %van de Vlamingen.

    Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.