rozet
Nederlands
Woordafbreking
- ro·zet
Zelfstandig naamwoord
rozet v/m [1]
- ronde versiering
- Het leer is uitgedroogd en vertoont op sommige plekken scheurtjes én de gebruikelijke rozet op een van de flappen ontbreekt', luidt het op de website. [2]
- Aan de kant van de ring wordt door de toeschouwers, veelal ook veehouders, het rondsjokkend vee druk bediscussieerd. ‘Beste benen, goed uier, een koe met veel exterieur’ is het jargon van een veehouder voor erg mooie koe. En daarvoor is een passende beloning. De rood-wit-blauwe rozet... [3]
- rond muuranker met een haak waaraan men wat kan bevestigen
- De bovenleiding werd in de bebouwde kom (Marktstraat, Langestraat, Klomp, Marthalaan) gemonteerd aan rozetten: zware muurankers met een haak waar de elektrische draad aan vast zat. [4]
Gangbaarheid
- Het woord rozet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rozet' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Caspar Naber 17-06-18 Nederlandse oorlogstrofee van 'Napoleon' onder de hamer
- Tubantia Roel Lutkenhaus 19-08-11 Kletsen over koetjes en kalfjes op Fokveedag Wierden
- Tubantia 15-09-09 Rozet van de TET in de aanbieding
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.