maatglas

Nederlands

maatglas
Uitspraak
Woordafbreking
  • maat·glas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maatglas maatglazen
verkleinwoord maatglaasje maatglaasjes

Zelfstandig naamwoord

maatglas o [1]

  1. een glazen vat of beker waarin men een hoeveelheid vloeistof kan afmeten
    • Fluorescerend roze is de vloeistof in het maatglas dat Philips-onderzoeker Sander Langereis omhoog houdt. Minuscule vetbolletjes drijven erin rond, met daarin verpakt het kankermedicijn doxorubicine.[2] 
    • Een van de onderdelen van het programma is een korte cursus in het aflezen van meetinstrumenten. Er verschijnt dan een schuifmaat of een maatglas in beeld dat de leerling moet aflezen.[3] 
    • De enige verwijzing naar het laboratorium is een maatglas dat als vaasje dient voor een roos.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord maatglas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 17 FEBRUARI 2011 Hilde Van den Eynde Chemo zoekt doel
  3. NRC Warna OosterbaanGretha Pama 29 oktober 1992 Ha! Computers op school
  4. NRC Ronald Hoeben 10 mei 2014 Bietjes uit het laboratorium
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.