luiigheid
Nederlands
Woordafbreking
- lui·ig·heid
Zelfstandig naamwoord
luiigheid v [2]
- het lui zijn
- Ook ik vond mijn dochter vanaf het allereerste begin de allermooiste. Voorzichtige vragen als 'Wat geven jullie haar te eten?' snápte ik niet eens, en de foto's voor Moeder Anne Casting lagen al klaar. Pure luiigheid van mijn kant dat ik er nooit meer iets mee heb gedaan maar het had niets uitgemaakt. [3]
- Verwarm de oven voor op 150 graden. Schil de asperges. Ik hoef hier waarschijnlijk niet uit te leggen hoe belangrijk het is om dat goed te doen en hoe zonde wanneer je, uit zuunigheid of luiigheid, stukjes van de vezelige schil laat zitten. [4]
Gangbaarheid
- Het woord luiigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'luiigheid' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- luiigheid op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf MARIËT OOSTERWIJK 25 okt. 2016 Ik snap wel dat een modellenbureau een kind met Down afwijst
- NRC Janneke Vreugdenhil 24 juni 2013 De laatste asperges van dit seizoen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.