luidheid
Nederlands
Woordafbreking
- luid·heid
Zelfstandig naamwoord
luidheid v [1]
- het lawaai
- Een nieuwe techniek maakt het mogelijk om de gemiddelde luidheid van tv-commercials te meten. Tot op heden werden alleen de pieken in het geluid gemeten en begrensd. [2]
- De motie toont aan dat deze partijen de klok wel hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. Gehoorschade ontstaat niet door de toonhoogte, maar door de luidheid - decibellen dus. Als deze linkse partijen werkelijk begaan waren met het lot van het binnenoor, hadden ze de walkmans, mp3-spelers en house party`s verboden of er tenminste grenzen aan gesteld. Half Nederland lijkt nu aan lawaaidoofheid te lijden en iedereen houdt zich doof. [3]
- Eén van die ‘frequency analyzers’ heet Spectroid en het is een lust daarmee het lawaai in eigen kring te analyseren, al is niet helemaal duidelijk welke maat hij voor de luidheid van de frequentie-intervallen gebruikt. [4]
- een grootheid die op een objectieve manier het subjectief beleefde geluidsniveau weergeeft.
Gangbaarheid
- Het woord luidheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'luidheid' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 1 SEPTEMBER 2011 Reclameblokken maken voortaan minder herrie
- NRC Jos Geerdink 2 juli 2008 De mosquito en een paar dove politici
- NRC Karel Knip 21 juli 2017 Waardoor je van dat festival alleen de bas-dreun hoort
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.