lolbroek
Nederlands
Woordafbreking
- lol·broek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘grapjas’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- samenstelling van lol en broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lolbroek | lolbroeken |
verkleinwoord | lolbroekje | lolbroekjes |
Zelfstandig naamwoord
lolbroek m
- iemand die graag (al of niet geslaagde) grappen uithaalt
- Wat een lolbroek is hij toch.
Gangbaarheid
- Het woord lolbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lolbroek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.