lexicoloog

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lexi·co·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lexicoloog lexicologen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lexicoloog m

  1. (beroep) taalwetenschapper die woorden en woordgroepen bestudeert
    • De lexicoloog is dus, als ik het goed begrijp, ten minste tweemaal een zin tegengekomen met het woord 'moederneukend'. Bijvoorbeeld 'al moederneukend stak hij een sigaret op', of 'wat een moederneukende rotdag'. Ik probeer me het voor te stellen. [1] 
    • De Leidse hoogleraar Piet van Sterkenburg neemt een filosofischer standpunt in: ,,Ik ben al tevreden als ik aan een handjevol studenten mijn eigen enthousiasme voor het vak kan overdragen. Als ik die mensen vervolgens ook nog op een goede baan terecht zie komen, is dat mooi. Toch geeft hij zijn Amsterdamse collega op één punt gelijk: ,,Het papieren woordenboek is op zijn retour. Een goede lexicoloog moet ook met de computer kunnen werken. Dat moet ook een onderdeel van elke goede opleiding zijn. [2] 
Synoniemen
  • woordverklaarder
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lexicoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Diana van Dijk 8 augustus 1996 Actueel deelwoord: moederneukend
  2. NRC Marc van Oostendorp 30 september 1999 Het papier is op zijn retour
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.