leus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘zinspreuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1501 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord leus leuzen
verkleinwoord leusje leusjes

Zelfstandig naamwoord

leus v/m

  1. devies, slogan slagzin
    • Op het spandoek van de vredesdemonstranten stond de leus 'kernwapens de wereld uit te beginnen in Nederland'. 

Gangbaarheid

  • Het woord leus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.